- contact
- {{contact}}{{/term}}1 [aanraking] contact2 [communicatiemedia] contact ⇒ connection3 [onderlinge communicatie] contact ⇒ touch4 [band, verstandhouding] contact ⇒ terms5 [persoon] contact (man) ⇒ 〈relatie〉 connection6 [schakelaar] contact ⇒ switch, 〈van auto〉 ignition♦voorbeelden:2 telefonisch contact opnemen • get in touch by phonehet contact is verbroken • we've been cut off3 nauw contact houden met, nauwe contacten onderhouden met • keep in close touch withhet dagelijks contact onderhouden met • be daily in touch with, keep day-to-day contact withcontact opnemen met iemand (over iets) • contact someone, get in touch with someone (about something)wisselende seksuele contacten • multiple sexual contactsin contact blijven met • keep in touch withiemand in contact brengen met • put someone in contact/touch with4 een goed contact met iemand hebben • have a good relationship with someone5 contacten hebben in bepaalde kringen • have connections in certain circles6 het sleuteltje in het contact steken • put the key in the ignition
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.